Kom je er echt niet uit?
Klik dan op de Hint knop.

Vul de juiste werkwoordsvormen in:

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
beloven	ik beloof	ik	ik heb
hebben	jij hebt	jij	ik heb
horen	jij hoort	jij	ik heb
landen	jij landt	jij	ik ben
omdraaien	jij draait om	ik	ik heb

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
reizen	ik reis	ik	ik ben
remmen	ik rem	ik	ik heb
schreeuwen	ik schreeuw	ik	ik heb
sparen	hij spaart	hij	hij heeft
volgen	hij volgt	hij	hij heeft

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
maken	ik maak	hij	zij hebben
missen	wij missen	wij	ik heb
starten	jij start	jij	wij zijn
stoppen	jij stopt	jij	wij zijn
uitzoeken	jij zoekt uit	jij	wij hebben

hele werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
verkopen	jij verkoopt	jij	wij hebben
vluchten	ik vlucht	ik	ik ben
werken	hij werkt	hij	hij heeft
zetten	jij zet	jij	jij hebt
zijn	jij bent	jij	jij bent